Van visgraat tot kantoortuin
Moederoverste Marij Meylers liep al een tijdje met een idee rond. Haar expansiedrift nam grootste vormen aan. Te groot eigenlijk voor de Orde van Zwiegen en Jaoknikken. Enerzijds vond ze de zucht naar uitbreiding mooi en zag ze dat als haar roeping hier in de Achterhoek. Anderzijds vond ze het te aards. Hebzucht, hechting en bezit paste immers niet bij haar geloof. Ze worstelde met deze ambivalente gevoelens. En ze wist zich geen raad. Misschien moest ze weer bij haar vriend de makelaar langs. Met hem weer knus in het kantoor praten over haar twijfels.
Deze vrijdag liep ze eerst maar eens richting de markt. Deze dag was al wat teleurstellend begonnen. ’s Ochtends had ze met alle zusters buiten gezeten en gewacht op het wonder van de natuur. Van de plaatselijke opticien hadden ze allemaal een eclipsbrilletje gekregen, maar kijkend naar de lucht was het mirakel van de hemellichamen niet te zien. Marij haalde diep adem en ze stapte stevig door naar het Kerkplein. Daar nam ze vis mee voor de zusters van de Orde. Het was tenslotte vrijdag. Terwijl ze moest wachten nam ze een lekkerbekje en bewoog zich nonchalant naar de sta-tafel bij de kraam, en luisterde waarover de mensen spraken. Ze schrok zo van wat ze hoorde dat ze wat omhoog kwam. Door deze beweging verslikte ze zich in de vis. Een graat bleef in haar keel zitten. Ze schraapte en schraapte, maar de graat bleef vervelend achter.
Benauwd door de nare graat snelde ze richting de kerk. Niet gehinderd door aanwezigen schraapte ze nog eens heel hard. Als een echo kwam het geluid via de glas in lood ramen terug en voor de tweede keer vandaag schrok ze heftig. Weer kwam ze wat van de grond.
Maar gelukkig deze golf van beweging en geluid zorgden er voor dat het obstakel los schoot. Opgelucht en met wat tranen op haar wangen ging ze even zitten. Ze moest denken aan wat ze gehoord had… en waar ze zo van was geschrokken.
Nu wist ze het zeker, haar plannen moesten doorgaan. Het werd hoogtijd zelfs.
Op haar sandalen (eigenlijk was het vandaag te koud voor dit schoeisel), haastte ze zich richting de Dorpskantine. Daar achter moest het gebeuren. Een dorps-kantoor-tuin. Uitgerekend achter het pand waar vroeger ijs werd verkocht, kinderen speelden, tieners dansles hadden, bandjes optraden én de plek waar bankiers begonnen met geld verdienen. Hier moest een inspirerende bezinningstuin komen. Een proeftuin, een groene weide voor bankiers, beleggers en iedereen uit de financiële waanwereld.
Een tuin waar bankiers konden nadenken over de oorzaak van de crisis die ze zelf hadden veroorzaakt. Gedreven door hebzucht, macht en egoïsme. In deze tuin zouden ze reflecterend op hun handelen tot bezinning komen. En het voortaan heel anders gaan doen. Geen bonussen, geen renteheffing op spaargeld, maar betaalbare hypotheken voor iedereen. Het zou een plek worden van ontmoeten, van dialoog, creativiteit en co-creatie. Er zou een andere manier van bankieren komen. Marij dacht aan een degelijke en sobere coöperatie. Daar waar burgers weer eigenaars zouden zijn van hun eigen geld. En de vroegere bankiers dienend aan de echte eigenaren zouden zijn.
Ontroerd door zoveel moois in het verschiet kwamen, als gestuurd door boven, haar vriend de makelaar en zijn broer voorbij. De makelaar was deze keer in zijn ambulance-broeder-pak. Marij bloosde iets. Hij leek in dit uniform nog knapper dan in zijn leefkuilkantoor. Snel herstelde ze zich en ze vertelde over haar plannen. Ze fantaseerden al over een Anton Langelaarbank in het toekomstige Dorpshof. De juffrouw van de Dorpskantine kwam met haar bekende kordate pas ook nog even aangesneld. Ze liet het poetsen even voor wat het was en droomde mee. De flexwerkers in haar kantine konden ook hier netwerken. En er zouden mooie biologische producten voor haar kantine kunnen groeien. Plantjes die met liefde door de zuster van Orde samen met de bankmensen verzorgd zouden worden. De beide heren waren ook enthousiast en gingen zoals altijd direct tot actie over. Ze belden de sloper uit het dorp.
Ook de heren van het sloopbedrijf aan de Aaltenseweg zagen de urgentie van een – tot bezinning komen tuin voor bankiers -. Geheel belangeloos stuurden ze sloopwagens. Met beleid werd er begonnen aan de sloop van het huidige pand. De oude kluizen van het voormalig bankgebouw werden uit het pand gehaald. Van het ijzer zouden mooie schommels voor de kinderen komen. De tuin werd vol gezet met dichtersbankjes. En de lachspiegels zouden ook weer terugkeren. Deze zouden de heren helpen met reflecterend terugkijken op hun vroegere bestaan van bonussen en woekerpolissen.
Marij liep gelukzalig via de Julianalaan terug naar de Orde. De vis voor de zusters was inmiddels koud en eigenlijk ook te duur betaald, maar wat was het een mooie dag geworden. Ondanks de eclips deceptie, de topmannenbonus en de sloop van het gebouw der herinneringen. Op een historische plek in het Varsseveldse kwam een prachtige meditatie- en inspiratieplek. Een fijn hof van Getsemane. Speciaal voor bankiers in transitie. Zij zouden weer met gezonde nederigheid aan de samenleving hun taken uitvoeren. Marij maakte een klein sprongetje van geluk. Deze tuin was de proeftuin der proeftuinen en het innovatieve plan paste prima in het Lourdes van de Lage Landen.